Terwijl het moment steeds dichterbij komt dat het nieuwe clubhuis van Victoria zijn deuren opent, schreef Guido Eerenberg - zelf ook niet te beroerd om de handen uit de mouwen te steken - een ode aan onze vrijwilligers.
Kroon op het werk
Grote machines rijden over de nieuwe klinkerbestrating. In hun cockpit zitten mannen in werkoutfit, her en der bungelt een zelfgerolde sigaret uit de mondhoek. Op de velden staan meiden en jongens te voetballen. Zomervakantie. Enkelen hebben hun eigen speaker mee, en een kakofonie aan Hollandse hits, dampende house en voetbalpret vult de lucht. Te midden van deze bedrijvigheid staat het nieuwe paviljoen. Het glimt in de zon.
Wie nog wat beter kijkt, ziet tussen de machines en jeugd enkele bekende gezichten. Daar loopt Jennifer Ros. In haar handen twee duurzame koffiekoppen, ieder in een andere kleur. Vandaag valt de beslissing welke kleur het beste past bij het paviljoen, in welke beker straks de Victoriakoffie wordt geschonken. Iets verderop schieten Emiel Driessen en Matthijs Misset weg, ieder met een duimstok in de hand. Samen met Maarten Mascini hebben zij een schouw voor de open haard – ja, heus! – gemaakt, die zij nu gaan afwerken. De broer van Maarten, Jeroen, staat op dat moment samen met Robbert Dieperink en Coen Ruys tientallen dozen limonadeglazen op een aanhanger te laden. Die rijden zij even later naar de horeca-uitspanning.
Wie naar het paviljoen kijkt, ziet de grote lijnen van wat Heijmans en zijn onderaannemers de afgelopen maanden hebben neergezet. Het ziet er prachtig uit. Veel leden kunnen dan ook niet wachten om bijvoorbeeld neer te ploffen in een Chesterfield bij de knapperende haard. Maar hoe mooi het paviljoen ook naast het kunstgras staat, klaar is het nog (volgens sommigen: lang) niet. Er wordt nog keihard gewerkt door aannemer, onderaannemers en vrijwilligers.
Gelukkig kan er al wel omgekleed en gedoucht worden. Dankzij een zeer ijverige onderaannemer – die geregeld pas rond middernacht zijn spullen én biezen pakte – en een flink aantal vrijwilligers zijn er tien kleedkamers gereed. Victorianen kunnen dus al gaan genieten van de genoeglijke warmte van de vloerverwarming, de warme douches en de gezelligheid in de kleedkamer. Nog even geduld, en dan is de rest ook écht af.
Wat dat aangaat, heb ik een suggestie. De kroon op het werk. Is het niet aardig om al die vrijwilligers, die zich dag in, dag uit hebben hard gemaakt voor het paviljoen, een plekje te geven? Een plaquette met hun namen, ergens in het paviljoen verwerkt. Een mooie herinnering dat Victoria een vereniging is, waarin de leden zich ‘tezamen steeds’ inzetten voor de club. Het zal die vrijwilligers er niet om te doen zijn, maar het helpt ons gewone leden des te meer om een van deze helden eens aan te spreken en te bedanken.
Zonder hen, geen paviljoen.
Zonder hen, geen Victoria.